De valse tip van het Openbaar Ministerie

Een officier van justitie die over informatie beschikt die erop duidt dat een vergunninghouder in relatie staat tot gepleegde strafbare feiten, of strafbare feiten die ‘naar redelijkerwijs op grond van feiten of omstandigheden kan worden vermoed’ gepleegd zullen gaan worden, heeft de wettelijke bevoegdheid om een bestuursorgaan zoals een gemeente of de Kansspelautoriteit (KSA), te tippen. Een dergelijke tip houdt in dat de officier de gemeente of de Kansspelautoriteit wijst op de mogelijkheid om over de vergunninghouder een advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Dit wordt in vakjargon ook wel de ‘OM-tip’ genoemd. De letterlijke wettekst vind je in artikel 26 van de wet Bibob. Een OM-tip kan alleen betrekking hebben op vergunningen waarop de Bibob-wet van toepassing is, zoals de exploitatievergunningen die de Kansspelautoriteit in 2014 aan de koper van mijn speelhallen heeft verleend. In 2020 zijn die vergunningen ingetrokken na zo’n hiervoor beschreven OM-tip. Een valse OM-tip welteverstaan, want de tipbrief die het Openbaar Ministerie op 7 februari 2018 aan de KSA stuurde, voldeed niet aan de voorwaarden die de wet Bibob aan zo’n tip stelt. Voordat ik hier dieper op in ga, schets ik eerst de voorgeschiedenis.      

Onderzoek
Op 26 oktober 2017 begint het OM een onderzoek naar mij, naar mijn speelhallen en naar de koper van die hallen. Op die datum krijgen de aanklagers in het Vandros-proces Lars Stempher en Sabine Tammes namelijk toestemming van de Amsterdamse rechtbank om mijn mobiele telefoon te tappen.

Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de Vandros-rechercheurs T-137 en R-486 van 17 januari 2018, waren de mails die ik in september 2017 naar het OM had gestuurd de aanleiding voor het nieuwe onderzoek. Ik had de mails gestuurd naar Hero Klein van de Landelijke Beslag Autoriteit (LBA) van het OM.

E-mail aan Hero Klein
Nadat ik hem eerst telefonisch had gesproken, zond ik Hero op 8 september 2017 een update van het verkoopproces van mijn speelhallen.

Geachte heer H. Klein,

We hebben elkaar gisteren telefonisch gesproken inzake het conservatoir beslag op de vordering van de heer Paarlberg op mijn bedrijf RL Properties BV.

Op 11 maart 2014 heeft een kansspelexploitant bij de gemeente Amsterdam vergunningen aangevraagd om de speelautomatenhallen/casino’s op de locaties Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30 weer te kunnen openen. Gedurende de aanvraagprocedure heeft de gemeente, met een zogeheten leegstandsbepaling in een nieuw bestemmingsplan (1012), getracht de speelhalbestemming van de panden af te krijgen. De heer Jasper Nobel, mijn vorige contactpersoon bij het Openbaar Ministerie, heb ik hier destijds van op de hoogte gesteld. In een bezwaarprocedure bij de Raad van State is de gemeente op 25 februari 2015 op dit punt in het ongelijk gesteld (ref: 201306110/1/R1). De aanvraagprocedure, waarin sprake is van verhuur van de panden met een koopoptie, kon daardoor worden vervolgd.  

Het Landelijk Bureau Bibob heeft in de afgelopen jaren aan de gemeente drie adviezen uitgebracht over de vergunningaanvraag. Eerst luidde de conclusie ‘ernstig gevaar’, vervolgens ‘mindere mate van gevaar’ en als laatste weer ‘ernstig gevaar’. Het laatste advies heeft op 7 juli 2017 geleid tot een voornemen tot weigeren. Het voornemen is gestoeld op de financiering van de heer Paarlberg.

De vergunningaanvrager en ondergetekende zijn tot eind september 2017 door de burgemeester van Amsterdam in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. De vergunningaanvrager zal, zoals het er nu uitziet, in zijn zienswijze een voorstel doen om de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30 alsmede de inventaris in één keer te verwerven waarmee de nog resterende hoofdsom van de financiering van de heer Paarlberg ad. € 2.800.000 geheel wordt afgelost. De gesprekken die de vergunningaanvrager met derde-partijen voert, bevinden zich in een gevorderd stadium. Vandaar dat ik heb gemeend om alvast contact met u op te nemen.

(…) 

Twee vragen
Verderop in de mail refereer ik aan de afspraak die ik in 2013 met het OM en Jan-Dirk Paarlberg heb gemaakt dat de betaling van de volledige koopsom via het OM kan geschieden. Mijn e-mail aan Hero Klein eindigt met twee vragen aan het OM.

Vraag 1: Stemt het OM in met Duijn Horecamakelaars (www.duijnhorecamakelaars.nl) om op mijn kosten de waarde van beide panden te taxeren? Een waardebepaling door een ‘niet bij de transactie deskundige’ was een van de voorwaarden die het OM in 2013 had verbonden aan haar medewerking aan de transactie. En vraag 2: Is het OM bereid om bij verkoop van de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30 het hypotheekrecht met betrekking tot beide panden te beëindigen na overmaking van de volledige koopsom aan het OM?

Geen reactie
Er kwam geen reactie van Hero. Op 21 september 2017 stuurde ik de mail nogmaals met het volgende aanvullende bericht:

Geachte heer Klein,

Vrijdag 8 september jl. heb ik, na ons telefonisch contact, in onderstaande mail de situatie geschetst met een tweetal vragen. Op die mail heb ik nog geen reactie van u mogen ontvangen. In mijn mail heb ik onder meer gewezen op een lopende vergunningaanvraag voor speelautomatenhallen in de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30. Hierbij doe ik u – in aanvulling op mijn mail van 8 september jl. ter zake – bijgaand een kopie toekomen van de brief van Fort Advocaten namens de vergunningaanvrager/koper, gericht aan de gemeente Amsterdam.

De vergunningaanvrager is door de gemeente tot 30 september in de gelegenheid gesteld zijn voorstel tot overname met de bijbehorende financiering te presenteren. Uw antwoord op de op 8 september jl. gestelde vragen zijn daarbij van groot belang. Mag ik uw antwoord daarom z.s.m. van u vernemen?     

Met vriendelijke groet,
Marcel Kaatee
directeur

RL Properties BV

In gesprek met het OM
Weer bleef het stil. Meneer Klein had kennelijk iets beters te doen dan mijn vragen te beantwoorden. Douwe op de Hoek, de advocaat die mij bijstaat in bestuursrechtelijke procedures, slaagde er na enige moeite in om hem begin oktober 2017 toch aan de lijn te krijgen.

Antwoord op de vraag waarom Klein niet had gereageerd op mijn e-mails van 8 en 21 september 2017, kreeg mijn advocaat niet. Wel een e-mailadres van een andere medewerker van het OM die volgens Klein de antwoorden zocht op mijn vragen: Michel Hienkens. Op 9 oktober 2017 reageerde Hienkens op een verzoek van mijn advocaat om over de verkoop van mijn hallen en panden, een persoonlijk gesprek te hebben met het OM. Tijdens dat gesprek konden ook de nog openstaande vragen worden beantwoord. De eerste beschikbare datum voor een gesprek was over drie weken, zo liet Hienkens aan mijn advocaat weten.   

Catch-22
Maandag 30 oktober 2017 om 13.00 uur zaten mijn advocaat en ik op het kantoor van het OM op IJdok aan tafel met Hienkens en met senior-officier van justitie bij het Functioneel Parket mr. Paul Notenboom. Het was een prettig overleg. Dat vonden Notenboom en Hienkens ook, zo lieten ze naderhand per e-mail aan mijn advocaat weten. Eindelijk een gesprek met vertegenwoordigers van het OM die mij niet aankeken en behandelden als een verdachte.   

Notenboom zag de voordelen van de verkoop voor het OM; er kwam geld binnen waar hij weinig incassowerk voor hoefde te doen. Hij gaf aan een nette oplossing te willen voor alle betrokken partijen. Een Catch-22 situatie moest in elk geval worden voorkomen, zei de officier letterlijk. Hij doelde op de omstandigheid dat de gemeente wachtte op groen licht van het OM en het OM wachtte op de vergunningen van de gemeente. Dat mijn telefoon stiekem werd getapt en er een onderzoek liep terwijl ik op het kantoor van het OM zat te praten met de officier van justitie, wist ik natuurlijk niet. Wat op enig moment opviel, was dat nadat de officier van justitie contact had gehad met Ingrid Jansma van de afdeling Vergunningen, van wie mijn advocaat de contactgegevens aan het OM had gestuurd, de communicatie met Hienkens en Notenboom steeds stroever verliep. Als er al werd gereageerd op mails van mijn advocaat, was het een bericht dat ze er nog mee bezig waren en dat er zieken waren.

Telefoontap
Toen ik op 27 oktober 2017 belde met de aanstaande koper van de hallen, luisterden de autoriteiten met rode oortjes mee. We spraken onder meer over de gemeente, over de ING, waar de koper ‘het hele verhaal’ had neergelegd, en uiteraard over mijn het gesprek met officier van justitie Notenboom dat op 30 oktober 2017 zou plaatsvinden. ‘Ik hoop dat het vlot verloopt met hen’, zegt de koper aan het einde van het getapte telefoongesprek over mijn gesprek met het OM. ‘Ik ook’, antwoord ik.       

Uit het afgeluisterde telefoongesprek met de koper konden de autoriteiten opmaken dat daadwerkelijk sprake was van verkoop, en dat de heer La Lau druk bezig was de financiering van zijn aankoop te regelen. Ik had geen onzin geschreven in mijn e-mails aan Hero Klein. Heropening van de speelhallen was slechts een kwestie van enkele maanden, hooguit een jaar. Dat de afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OOV) van de gemeente Amsterdam er alles aan deed om dit te voorkomen, wist ik op dat moment niet. Net zo min als ik wist dat mijn telefoon werd getapt.   

‘Rustig afwachten en uitroken’
Op 26 september 2013 mailde ambtenaar Eline Koomen van de afdeling OOV aan Ingrid Jansma en Cees Schot, twee collega’s van de afdeling vergunningen, over mijn speelhallen: “Rustig afwachten en uitroken”, zo blijkt uit in 2022 door de gemeente verstrekte Wob-stukken.

De boodschap van mevrouw Koomen aan haar collega’s was kraakhelder en niet voor meerdere uitleg vatbaar: als er vergunningen worden aangevraagd voor de twee speelhallen van Kaatee, dan weet je wat je te doen staat: niet verlenen! Dat hadden de ambtenaren van de afdeling vergunningen goed begrepen. Jarenlang frustreerden zij met succes de in maart 2014 ingediende vergunningaanvragen van de heer La Lau. Met het verhaal dat indien aan La Lau vergunningen zouden worden verleend, dit een ‘ernstig gevaar’ voor de integriteit van de gemeente zou opleveren, werd La Lau het bos in gestuurd. De financiering die de heer Paarlberg in 2003 aan mij had verstrekt, die ik juist via het OM wilde aflossen, kon met een behoorlijke dosis fantasie ook worden gezien als een indirecte financiering aan de huurder en uiteindelijke koper van mijn hallen. Dat was voor de gemeente de steeds terugkerende beer op de weg, want dat had het LBB zo geadviseerd.    

La Lau beschikte al over vergunningen
Het frustreren van de aanvragen van de heer La Lau ging zo jarenlang door, totdat de rechercheurs T-137 en R-486 in hun onderzoek naar mijn speelhallen en naar de koper ontdekten dat de Kansspelautoriteit (KSA) La Lau al in 2014 vergunningen had verleend om in héél Nederland kansspelautomaten te mogen exploiteren, dus ook in Amsterdam. Vergunningen waarop de wet Bibob van toepassing is. Dat hadden de ijverige T-137 en R-486 keurig vermeld in hun proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2018.

OM-tip
Daar keken mevrouw Koomen en haar baas Pierre van Rossum van op toen ze dat nieuws te horen kregen van het OM. Het narratief dat zogenaamd sprake was van een ‘ernstig gevaar’ als aan de heer La Lau vergunningen zouden worden verleend, kon in de prullenbak. De KSA zag immers geen ‘ernstig gevaar’.

Terwijl de gemeente Amsterdam van plan was om de speelhallen Molensteeg en Buddy Buddy op de Wallen ‘uit te roken’, verleende de KSA in 2014 gewoon de landelijke vergunningen voor de exploitatie van kansspelautomaten in die speelhallen aan La Lau. Sindsdien heeft zich geen enkel ‘ernstig gevaar’ voorgedaan.

De situatie lijkt dan niet meer recht te buigen voor de gemeente. Maar dan schiet het OM de afdeling OOV te hulp. Het OM belt de Kansspelautoriteit over ‘de BIBOB-casus’ en stuurt daarna op 7 februari 2018 op grond van artikel 26 van de wet Bibob een tipbrief naar de KSA, een zogeheten ‘OM-tip’.

Dat er voorafgaand aan het sturen van de tipbrief telefonisch contact is geweest tussen het OM en de KSA, blijkt uit onderstaande e-mail van 2 februari 20018 die later op grond van de Wob door de KSA openbaar is gemaakt:

OM-tip onwettig
Mag het OM dat zomaar doen, een tip sturen naar een bestuursorgaan met de bedoeling om verleende vergunningen in te trekken om zo een ander bestuursorgaan behulpzaam te zijn om twee speelhallen ‘uit te roken’? Of heeft de wetgever strikte voorwaarden verbonden aan zo’n OM-tip? Uiteraard dat laatste.

Artikel 26 van de wet Bibob luidt: ‘De officier van justitie die beschikt over gegevens die er op duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of, naar redelijkerwijs op grond van feiten of omstandigheden kan worden vermoed, gepleegd zullen worden, kan het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak wijzen op de mogelijkheid het Bureau om een advies te vragen.’

De vraag die onmiddellijk opkomt is welk criterium de wetgever toepast om een gepleegd strafbaar feit te duiden? Na een onherroepelijke veroordeling staat in rechte vast dat een strafbaar feit is gepleegd, eerder niet. Zo zit ons rechtssysteem in elkaar. En van een onherroepelijke veroordeling in relatie tot mijn speelhallen en panden is geen sprake. Wel van (meerdere) vrijspraken.  

Dienst Justis
De website van Dienst Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid geeft uitsluitsel, althans een interpretatie van hetgeen in het wetsartikel wordt bedoeld met een gepleegd strafbaar feit. Voor een OM-tip en voor toepassing van de Wet Bibob is niet vereist dat personen zijn veroordeeld, stelt Justis. Er kan al getipt worden als er een sterk vermoeden van strafbare feiten bestaat. Dat sterke vermoeden kan volgens Justis blijken uit nog niet onherroepelijke veroordelingen, strafbeschikkingen, transacties, dagvaardingen en beleidssepots. Helder! 

Maar dan wordt het ineens heel vaag: ‘In de volgende gevallen kan soms ook getipt worden: bij TCI-informatie in combinatie met veroordelingen voor soortgelijke feiten en bij gevorderde lopende onderzoeken, meldt Dienst Justis. TCI = Team Criminele Inlichtingen, de voormalige Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE). Met ‘TCI-informatie doelt Justis op informatie afkomstig van informanten. Dat staat echter niet in de wet Bibob waarin de wettelijke bevoegdheid om te tippen en de voorwaarden die eraan zijn verbonden is geregeld. Er staat dat er alleen getipt mag worden als een officier van justitie over gegevens beschikt ‘dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn.’ 

OM ging haar boekje te buiten
Het is volkomen duidelijk dat de heer La Lau, de koper van mijn hallen, niet in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn. De OM-tip die in februari 2018 aan de KSA is gestuurd was derhalve onwettig en illegaal. Of wacht, er staat nóg een criterium in de wet: een OM-tip mag ook gaan over een betrokkene die in relatie staat tot strafbare feiten die, ‘naar redelijkerwijs op grond van feiten of omstandigheden kan worden vermoed’, gepleegd zullen gaan worden.

Strafbare feiten die in de toekomst gepleegd zullen gaan worden… Hmmm. Dat klinkt wel heel griezelig en Kafkaësk. Maar ook ten aanzien van dit criterium kan zonder meer worden gesteld dat de koper van mijn hallen, wiens opa ooit minister van Justitie was, niet in relatie staat tot enig strafbaar feit dat nog gepleegd gaat worden. In de verste verte niet. Het OM is op 7 februari 2018 dus haar boekje te buiten gegaan met haar tipbrief aan de KSA, met grote gevolgen. Want als gevolg van die valse OM-tip heeft de KSA niet alleen de exploitatievergunningen van de heer La Lau ingetrokken, maar ook mijn eigen exploitatievergunningen en is een nieuwe exploitatievergunning voor een ander kansspelbedrijf van mij geweigerd.

Wordt vervolgd…
In mijn volgende blog ‘Netwerkcorruptie’ zal ik onthullen van welke afdeling van het OM en van welke officier van justitie de valse OM-tip aan de KSA afkomstig was. Wordt vervolgd…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.