In het Terrel-requisitoir betogen de officieren van justitie mrs Duijts en Kok dat de verklaringen van Astrid Holleeder, Sonja Holleeder en Sandra den Hartog betrouwbare bewijsmiddelen zijn gebleken in andere strafzaken. Met andere woorden: hun betrouwbaarheid is reeds getoetst. De rechtbank Amsterdam die in mijn strafzaak eveneens iets moet vinden van de verklaringen van ‘de drie musketiers’, kan daar dus niet anders over oordelen. Maar wat weten de dames nou werkelijk van mijn bedrijven en panden? Sandra den Hartog erkende: “Ik weet niets van de speelhallen,” toen zij bij de rechter-commissaris vragen over de hallen van mijn advocaat beantwoordde. Astrid Holleeder heeft volgens het OM wél overal met haar neus bovenop gezeten. O ja? Wanneer dan? De jongste zus van Willem Holleeder was niet betrokken bij mijn aankoop van de Wallenpanden in 2002. En met de Bibob-procedure van mijn speelhallen heeft Astrid zich later ook niet bemoeid.
“Alleen de gokhallen”
Op pagina 45 van het requisitoir citeren de officieren van justitie uit een verklaring van Astrid Holleeder over de ‘amusementshallen op de Wallen’. De verklaring is op 12 januari 2016 afgelegd bij de rechter-commissaris in Vandros.
RC: “Endstra heeft de Wallen gekocht. Weet u ook voor hoeveel dan?”
Astrid: “Ik weet dat Endstra toen de Wallen heeft gekocht, maar mijn broer was samen met Endstra. Dus hoe die dat hebben geregeld, dat weet ik niet. Ik weet geen bedragen. Ik weet niet die exacte verhoudingen. Ik heb dat toen allemaal uitgezocht, maar ik weet alleen dat toen… En dat Endstra het uiteindelijk weer heeft verkocht. En nu zit Kaatee ermee in zijn maag, want die heeft daar een schuld voor lopen van ik weet niet hoeveel. Kaatee, die heeft het gekocht. Dus die heeft een lening en die zit nu ook wat dat betreft in een bak ellende.”RC: “Hij heeft een lening genomen om het te kopen?”
Astrid: “Ja”
RC: “En als we het over de Wallen hebben, waar hebben we het dan precies over?”
Astrid: “De gokhallen”
RC: “Alleen de gokhallen?”
Astrid: “Ja”
De laatste vraag van de rechter-commissaris “Alleen de gokhallen?” en het antwoord “Ja” daarop van Astrid, ontbreken beiden in het citaat dat de officieren van het verhoor van Astrid in het requisitoir hebben weergegeven.
In haar Vandros-verklaringen over de Wallen spreekt Astrid uitsluitend over ‘gokhallen’ die volgens haar van Willem zouden zijn. Ze koppelt geen andere zaken op de Wallen aan haar broer, zoals panden, telefooncellen of Hotel Torenzicht. Ook niet als de rechter-commissaris daar specifiek naar vraagt. Dat haar broer ook panden zou bezitten op de Wallen, wat niet het geval is maar wat in Terrel – in tegenstelling tot de gokhallen – wél op de tenlastelegging staat, verklaart Astrid op 1 december 2022 voor het eerst. Het is hetgeen het OM in Terrel moet bewijzen. Hoe betrouwbaar is een getuige als deze zijn of haar verklaring, al naar gelang het OM daar belang bij heeft, telkens wijzigt of bijstelt?
‘Maar dit weet ik door het Goudsnip onderzoek hè’
Terug naar het Vandros-verhoor van Astrid Holleeder op 12 januari 2016 over mijn speelhallen. De rechter-commissaris noemt het ‘seksmuseum’ aan de Oudezijds Achterburgwal dat Willem Holleeder tot oktober 1996 van Rob Grifhorst pachtte.
RC: “En het seksmuseum?”
Astrid: “Nee, dat is allemaal aan Geerts verkocht door Robbie. Dus Robbie heeft de Wallen, het seksgebeuren, de gokhallen en de Achterdam, heeft hij allemaal verkocht.”
RC: “Als u het over de Wallen heeft, dan heeft u het over de gokhallen. Daarnaast het seksgebeuren. Heeft u het over het seksmuseum?”
Astrid: “Seksmuseum, Casa Rosso, Bananenbar. En wij als familie hebben daar, of meerdere van onze familie, hebben daar gewerkt, omdat familie die heb je onder controle en die pikken niet. Maar tegelijkertijd voel je dan ook de sfeer waarin dat gaat.”
RC: “Even terug naar de verkoop van de Wallen. De gokhallen die zijn verkocht aan Marcel Kaatee.”
Astrid: “Nee, Endstra eerst.”
RC: “Dus Robbie heeft aan Endstra verkocht en die heeft het later aan Marcel Kaatee verkocht.”
Astrid: “Maar dit weet ik door het Goudsnip onderzoek hè!”
Astrid Holleeder heeft dus nergens ‘bovenop’ gezeten, zoals de officieren in het requisitoir stellen. Ze is nergens bij geweest. Haar ‘kennis’ over de eigendomsverhoudingen op de Wallen is afkomstig uit een strafdossier.
“Kaatee wordt vervolgd. Dat komt door mij”
Jaren later, op 1 oktober 2021, verklaarde Astrid tijdens het hoger beroep in Vandros spontaan en schuldbewust: ”Kaatee wordt vervolgd. Dat komt door mij.”
Als mijn advocaat haar op 1 december 2022 tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris vraagt hoe ze te weten is gekomen dat het OM een nieuwe vervolging tegen mij is gestart – het heeft in geen enkele krant gestaan – kan Astrid zich niet meer herinneren van wie ze dat heeft gehoord. Is dit nu een geloofwaardige getuige?
Ahmida ‘Hamid’ Bendaoud
In het requisitoir wijst het OM ook op een oude verklaring van Ahmida Bendaoud uit 1998. Bendaoud leerde ik in 1995 kennen als Hamid, een telefoonmonteur die vroeger bij PTT Telecom had gewerkt. “Marcel weet hoe het zit”, verklaarde Hamid op 4 februari 1998, doelend op de eigendomsverhoudingen op de Wallen en in Alkmaar. Hoe komt een telefoonmonteur aan die wijsheid?
Hamid was aangehouden in verband met drugs- en wapenhandel. Op 2 februari 1998 werd hij hier als verdachte over gehoord op Bureau Houtmankade. Aan het einde van dat verhoor verklaart Hamid over ene ‘Willem’, niet zijnde Willem Holleeder:
‘Willem doet zaken met Pieter van BSS. Willem heeft in deze winkel gewerkt. Willem heeft daar 4 jaar gewerkt. Ik heb voor Pieter gewerkt. Ik moest telefoons installeren voor onder andere Cor van Houten en Willem Holleeder. Dat was in Alkmaar in hoerententen van Cor en Willem. Deze hoeren belden vaak naar Zuid-Amerika, dus daar kon Cor geld aan verdienen.
U vraagt mij of ik het over de Heinekenontvoerders heb. Dat klopt. Ik ken ze al 2 jaar. De hoerenkast staat aan een straat genaamd Achterdam te Alkmaar. Het is een legale hoerenkast. Het zijn raamhoeren.’
Nadat Hamid van het politiebureau is overgebracht naar Penitentiaire Inrichting Over-Amstel aan de Wenckebachweg 48 (de Bijlmerbajes), krijgt hij daar bezoek van Michael Hop en Petrus Gerardus Maria Vriend, respectievelijk brigadier-rechercheur van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland en ambtenaar van de belastingdienst en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar.
De verbalisanten delen Hamid mede dat zij naar aanleiding van zijn verklaring op het politiebureau nog wat vragen hebben. De vragen gaan uitsluitend over de Heinekenontvoerders, die de telefoonmonteur ‘al 2 jaar’ beweert te kennen.
Deze achtergrond van de verklaring die Bendaoud op 4 februari 1998 als getuige heeft afgelegd in het Citypeak-onderzoek, vermelden de officieren niet in het requisitoir.
Hamid werkte bij Buddy’s Security Systems (B.S.S.), een bedrijf in de Muiderstraat in Amsterdam dat handelde in telecommunicatieapparatuur en alarminstallaties. Hij installeerde en repareerde door B.S.S. geleverde betaaltelefoons, onder meer toestellen in een pand naast de speelhal in de Molensteeg. Als er een storing was aan een van de toestellen, belde ik B.S.S. die dan vervolgens Hamid langs stuurde. Later kon ik de monteur ook rechtstreeks bellen. Andere gesprekken dan over betaaltelefoons, heb ik nooit met deze Hamid gehad. Op 4 februari 1998 verklaarde de telefoonmonteur:
‘B.S.S. installeerde alle alarminstallaties voor de bedrijven van Cor van Hout en Willem Holleeder. Ik zal u de bedrijven noemen; Casa Rosso, Bananenbar, het sexmuseum, gokhallen Molensteeg en Buddy en uiteraard de Achterdam in Alkmaar. Verder heb ik in hun opdracht nog een munttoestel geïnstalleerd op de Brouwersgracht in coffeeshop Sturgis. Dat is een coffeeshop die eerst van Willem Holleeder was en nu denk ik dat het eigendom is van Thomas van der Bijl. Thomas heeft heel veel gekocht van Willem. Ik bedoel dan de Achterdam in Alkmaar. Daar zat Willem Holleeder in maar die is er nu uit.’
Deurloostraat
De getuige zit op de praatstoel en probeert zo in een goed blaadje te komen bij de politie. Even verder gaat het over vergaderingen:
‘Ik ben ook bij Cor (van Hout) binnen geweest op de Deurloostraat. Daar had Cor een kantoortje waar vergaderingen werden gehouden. Dit waren vergaderingen van aannemers zoals Thomas van der Bijl, Willem Holleeder, Marcel Kaatee en ikzelf.”
Veel dingen die Hamid verklaart beweert hij te hebben gehoord van zijn ‘vriend’ Ruud Grifhorst. Dat vermelden de officieren niet in het Terrel-requisitoir. Wat de officieren eveneens achterwege laten is de reactie van Ruud als hem in het Citypeak-onderzoek de verklaring van Bendaoud wordt voorgehouden. Er klopt niets van, stelt Ruud. Hij kent Hamid amper, laat staan dat het een ‘vriend’ van hem is, zoals de telefoonmonteur in zijn verklaring doet voorkomen.
De beweringen van de telefoonmonteur raken inderdaad kant noch wal. Ik ben geen aannemer en heb ook nooit vergaderingen bijgewoond in de woning van Cor van Hout. Ik heb Van Hout niet gekend en ben nimmer in die woning geweest.
In het Citypeak-onderzoek is de woning in de Deurloostraat in 1995 en in 1996 door de politie met camera’s geobserveerd. Er is geregistreerd wie er allemaal in en uit liep, compleet met de kentekens van de auto’s waarin de bezoekers van de woning reden. Uiteraard komt mijn naam niet voor in de processen-verbaal met de personen die daar wél kwamen. De verklaring van Bendaoud, die het OM nogal van belang lijkt te vinden in mijn strafzaak, was de reden van een verzoek aan het OM om het proces-verbaal van de observaties van de woning in de Deurloostraat te voegen in het Terrel-dossier.
Op pagina 57 en op pagina 75 van het requisitoir wordt opnieuw gewezen op wat getuige Bendaoud in 1998 in het Citypeak-onderzoek allemaal heeft uitgekraamd.
Willem Endstra
Op pagina 54 en op volgende pagina’s citeren de officieren van justitie weer uit de achterbankgesprekken. De meest relevante en veruit belangrijkste uitspraak van Willem Endstra over de gokhallen in het licht van onderzoek-Terrel, tref je echter niet aan in het requisitoir.
Op 15 juli 2003 praat Endstra met CIE-chef Jan van Looijen over de gokhallen op de Wallen:
Van Looijen: “Maar die zaak was van Grifhorst op papier hè?”
Endstra: “Vroeger ooit ja”
Van Looijen: “Of was het van het Heinekengeld?”
Endstra: “Nee, het was vroeger van Grifhorst”Van Looijen: “Waar heb hij (Holleeder) dat Heinekengeld gelaten dan?”
Endstra: “Nou ja, volgens hem had ie ooit maar twee miljoen gehad daarvan, volgens Holleeder.”
Gelet op zijn jarenlange vriendschap met Willem Holleeder en de ernstige beschuldigingen die Endstra later in 2003 over Holleeder uit tegenover CIE-rechercheurs, stond niets hem in de weg om de Heinekenontvoerder, naast de vele moorden waarvoor hij volgens Endstra verantwoordelijk was, ook meteen maar het witwassen van Heinekenlosgeld via de gokhallen aan te wrijven. Maar Endstra, die blijkens de achterbankgesprekken goed is ingevoerd in het criminele milieu, antwoordt onmiddellijk, zonder aarzeling, ‘Nee’ op de vraag of de gokhallen zijn gekocht met het Heinekenlosgeld.
‘Ze doen niks zwart’
Op pagina 58 van het requisitoir staat alweer een quote uit de achterbankgesprekken. Op 5 juni 2003, ruim 21 jaar geleden, beweerde Endstra dat Holleeder met mij ergens afspreekt en dan van mij een ‘envelopje eh. wat geld, wat ie zwart in zijn zak stopt zeg maar. En eh… nou, hij heeft eh… voor de rest, hij komt dus niet in die hallen.’ Envelopje, zwart in zijn zak. Erg vaag allemaal.
Even verderop tijdens hetzelfde achterbankgesprek zegt Endstra over de speelhallen: “Ze doen niks zwart”. Aangezien de officieren van justitie uitlatingen van Willem Endstra voldoende betrouwbaar achten om hem herhaaldelijk te citeren in het requisitoir, is dit een quote die je als OM niet kunt negeren. Maar dat doet het OM wél. Uitgerekend Endstra’s uitspraak “Ze doen niks zwart” over de gokhallen op de Wallen, zien we nergens terug in de stukken van het OM.
Arnold Endstra
Alles klopt, er is geen speld tussen te krijgen, het is wit geld geweest, alles is 100% legaal, geen FIOD-man prikt er doorheen. Zomaar wat uitspraken van respectievelijk Astrid Holleeder, Willem Holleeder en Willem Endstra over de investering van Rob Grifhorst op de Wallen in 1992. Onverklaarbare geldstromen zul je derhalve niet tegenkomen bij de bewijsmiddelen. Wel verklaringen van getuigen, veel verklaringen. Zoals een verklaring van Arnold Endstra uit het Kolbak/Enclave-onderzoek. Arnold is de zoon van Beatrix Endstra, een zus van Wim Endstra. Arnold is dus een neef van Wim en was toen werkzaam bij Convoy Vastgoed BV.
Op 24 februari 2005, ruim 19 jaar geleden, typeerde Arnold mij als “een loopjongen van Holleeder.” De officieren van justitie vinden het anno 2024 een mooie belastende quote om in het requisitoir te vermelden, maar laten de vraag die eraan vooraf ging achterwege.
Deze manier van ondervragen, waarbij de kans op een gewenst antwoord groter is dan bij het stellen van een open vraag, ben ik te vaak in politieverhoren tegengekomen om dit als een incident te beschouwen.
“Hij bracht briefjes rond en gaf opdrachten aan Wim”, antwoordt Arnold. De vooringenomen rechercheurs vergaten aan de getuige te vragen: “Wat voor briefjes waren dat Arnold? Wat stond er op die briefjes? Wat voor opdrachten gaf Kaatee aan jouw oom?” En vooral: “Hoe weet je dat?”
‘Ik weet niet waarom ik dat heb verklaard’
Even verderop in het requisitoir citeren de officieren van justitie eveneens uit een verklaring die Arnold Endstra naderhand op 21 december 2006 bij rechter-commissaris mr. E.J. Hofstee heeft afgelegd in Kolbak/Enclave.
Bij een verhoor door de rechter-commissaris is de vraagstelling doorgaans neutraler dan bij politieverhoren, meer gericht op waarheidsvinding. Dat zullen de officieren van justitie Duijts en Kok vast ook weten. Tijdens dat verhoor in december 2006 heeft de rechter-commissaris aan Arnold gevraagd hoe hij erbij komt dat ik naar zijn idee een ‘loopjongen van Holleeder’ ben. Arnold antwoordt: “Ik weet niet waarom ik dat heb verklaard. Weten doe ik het niet.” Deze nuancering van zijn eerdere loopjongen-verklaring bij de politie vermelden de officieren van justitie niet in het requisitoir. Daarom doe ik het maar:
Ook de open vragen van rechter-commissaris Hofstee aan Arnold over mijn relatie met Endstra en met Holleeder, en de antwoorden van Arnold, houden de officieren van justitie buiten het requisitoir:
Nogmaals Astrid Holleeder
Op pagina 81 van het requisitoir wordt Astrid Holleeder nog een keer geciteerd:
“Je hoort Kaatee niet omdat hij er midden in zit. Mensen die er middenin zitten, kunnen niets zeggen. Wij kennen hem. Wij vliegen elkaar om de hals als blijkt dat Willem vast zit.”
Het losse citaat is afkomstig van een verklaring die Astrid op 23 maart 2018 bij de rechtbank heeft afgelegd in het Vandros-proces. Dat zij mij om de hals is gevlogen moet Astrid zich hebben ingebeeld of heeft ze verzonnen. Nadat haar broer Willem was gearresteerd in Vandros, heb ik haar namelijk niet meer gezien of gesproken.
‘Heimelijk overstijgende belangen’
Op dezelfde pagina citeren de officieren van justitie ook uit een verklaring die ik zelf als getuige heb afgelegd in de strafzaak Vandros, maar dan op 26 oktober 2021 bij het gerechtshof in het hoger beroep van zie zaak.
‘Ik heb zelf geconcludeerd dat meneer Holleeder meende belangen te hebben in Wilbury Ltd.. Want Paarlberg had honderden miljoenen en waarom moet hij mij nou herfinancieren met precies de eerste twee betalingen van Endstra? Op het moment dat je zegt: ik wist niet van die eerste twee betalingen, dan suggereer je toch wel dat het toch eigenlijk gelden zijn waar uiteindelijk meneer Holleeder recht zou hebben en dat meneer Paarlberg die heeft geïncasseerd voor meneer Holleeder.’
De officieren vinden het ‘opmerkelijk’ dat ik op grond van meerdere gerechtelijke onherroepelijke vaststellingen dat de eerste twee betalingen van Endstra aan Paarlberg afkomstig zijn van afpersing door Holleeder en uitlatingen van Holleeder in april 2012, heb geconcludeerd dat Holleeder ‘heimelijk overstijgende financiële belangen’ meent te hebben bij de heer Paarlberg, zoals de officieren dat zo mooi hebben geformuleerd. Ik vind dat zelf niet zo opmerkelijk, maar meer een kwestie van logisch nadenken. Dat zou het OM voor de aardigheid ook eens moeten doen.
Lees ook De bewijsmiddelen (1) en De bewijsmiddelen van het OM (2)