In aflevering 7 van de podcast ‘De jacht op het Heinekenlosgeld’ van Follow the Money beweert de directeur Openbare Orde en Veiligheid van Amsterdam Pierre van Rossum dat na de gedwongen sluiting van mijn speelhallen in 2012, ‘dubieuze partijen’ bij de gemeente zouden hebben aangeklopt die zeiden: wij willen het wel kopen. En dat vervolgens niet deden. Dat gebeurde volgens Van Rossum, onder wiens leiding Project 1012 toen in uitvoering was, ‘met hele grote regelmaat’. Namen van die ‘dubieuze partijen’ wilde van Rossum niet noemen in de podcast. In een serie publicaties wordt aan de hand van correspondentie over de verkoop nagegaan of de bewering van Van Rossum in de podcast op waarheid is gestoeld of dat de adviseur van burgemeester Halsema dit uit zijn duim heeft gezogen. Vandaag deel 2 van de serie.
JVH ziet af van koop
In ‘Dubieuze partijen’ (1) is de periode beschreven van april 2012 tot en met januari 2013 toen de JVH Gaming & Entertainment Group de eerste gegadigde was om mijn speelhallen op de Wallen over te nemen. JVH haakte af na berichten vanuit de gemeente dat niet meer werd meegewerkt aan het samenvoegen of verhuizen van speelhallen. Op 8 februari 2013 mailde stadsdeelvoorzitter Boudewijn Oranje (D66) aan de CEO van JVH: ‘Je moet er dus rekening mee houden dat je het voorlopig met de bestaande hallen moet rooien.’ Voor JVH betekende dat: geen aankoop van mijn speelhallen.
In de periode waarin er contact was met de gemeente over een overname door JVH heb ik ook contact gehad met andere exploitanten voor het geval het met JVH spaak zou lopen. Het moesten partijen zijn die reeds over vergunningen beschikten, dus een goed afgelopen Bibob-onderzoek achter de rug hadden. Dat stond letterlijk in het profiel van potentiële kopers dat ik op advies van mijn accountant had opgesteld.
In 2012, toen JVH al als eerste bij de gemeente had geïnformeerd naar de mogelijkheden om mijn hallen over te nemen, heb ik directies van mij bekende kansspelbedrijven met speelhallen benaderd en gevraagd of er interesse was in een overname, waaronder Amutron, Inter Amusement Group – Flamengo Casino, Merkur, Janshen-Hahnraths Group en Mario-Patrick BV. Allesbehalve ‘dubieuze partijen’.
De gemeente Amsterdam behoorde overigens ook tot de kandidaat-kopers, althans van de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30. Die had ik tijdens een overleg met de ambtenaren Arjen Hoogeveen en Cees Schot aan de gemeente aangeboden. De ambtenaren beweerden toen dat er geen budget meer was om panden op de Wallen aan te kopen. De gemeentelijke pot met geld dat daarvoor was bestemd was volgens hen leeg.
‘Afspraak inzake de aankoopcondities van de Kaatee-panden’
Blijkens een in 2022 openbaar gemaakte e-mail heeft in maart/april 2013 kennelijk intern tóch een overleg plaatsgevonden ‘inzake de aankoopcondities van de Kaatee-panden’. Mijn naam is weliswaar zwart gelakt in de mail van 19 maart 2013 van het Projectmanagementbureau (pmb) aan vier ambtenaren wiens namen en e-mailadressen eveneens zijn zwartgelakt, maar aangezien ik op grond van de Wob om openbaarmaking had verzocht van alle interne en externe correspondentie over mijn speelhallen en mijn panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30, moet daar ‘de Kaatee-panden’ staan. Daar is tenslotte naar gezocht en in dát kader is Wob-document 297 door de gemeente geopenbaard.
Vragen van kandidaat-kopers
De vraag of beide hallen konden worden samengevoegd op één locatie, zoals JVH voorstond, kwam ook terug in gesprekken en mails met andere kandidaat-kopers. Hetzelfde geldt voor de vraag of er nog wel nieuwe vergunningen zouden worden verleend voor beide locaties. In berichtgeving over Project 1012 had de gemeente namelijk de indruk gewekt af te willen van speelautomatenhallen die zich in het postodegebied bevonden, met name speelhallen op de Wallen. In de gemeentelijke rapporten uit die tijd werden speelhallen aangeduid als ‘economisch laagwaardige’ en ‘criminogene’ bedrijven die ‘aan de onderkant van de markt’ zouden opereren, wat dat ook mag betekenen.
In de Bibob-procedure waarin nieuwe vergunningen voor mijn speelhallen zijn geweigerd, had burgemeester Eberhard van der Laan echter betoogd dat het verdwijnen van mijn hallen van de Wallen geen doel op zich was. Dat was het kort na de sluiting in maart 2012 ook niet, zo blijkt uit een e-mail van 1 mei 2012 van programmamanager Coalitieproject 1012 Arjen Hoogeveen aan makelaar Kobus Keij in verband met het taxeren van de panden.
Beko Groep
Ná het afhaken van JVH was de Beko Groep uit Almere, eigenaar van onder andere ‘Lucky Hall’ in de Ten Katestraat, de eerstvolgende partij waarmee ik het gesprek aanging over een overname. De Beko Groep is net als JVH bepaald geen ‘dubieuze partij’ zoals Pierre van Rossum in een koop geïnteresseerde partijen die contact zochten met de gemeente noemde in de podcast.
Evenals directeur Eric Olders van JVH heeft ook Beko-directeur Han Beltman meermaals contact gehad met de gemeente over mijn speelhallen. De (geanonimiseerde) correspondentie van de gemeente met Beltman ontbrak echter bij de in 2022 openbaar gemaakte Wob-stukken over mijn speelhallen en panden op de Wallen.
Aanvankelijk was de Beko Groep alleen geïnteresseerd in een overname van automaten van Redlight Casino in de Molensteeg (RLC 1 BV). Om die reden had Beltman contact met mij gezocht. Nadat hij de automaten op 11 maart 2013 had bekeken en ze in goede staat aantrof vroeg ik aan Beltman: “Waarom koop je de speelhallen er niet bij?” Beltman antwoordde: “Wil je een eerlijk antwoord? Jouw hallen hebben in de branche best een goede reputatie vanwege de drukte maar zijn besmet vanwege berichten in de media over betrokkenheid van Holleeder. Ook dat is bekend in de branche en denk ik de reden waarom ze nog niet zijn verkocht. Niemand durft het aan, zeker niet in deze tijd.”
Ik verwees Beltman naar de uitkomst van mijn strafzaak (een integrale vrijspraak) en van de Bibob-procedure, twee omvangrijke rechtszaken waarin rechters na uitvoerig onderzoek hebben vastgesteld dat van een door het OM veronderstelde betrokkenheid van Holleeder bij mijn speelhallen, niets is gebleken. Later op de dag mailde ik Beltman het persbericht van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van de uitspraak van 12 maart 2012 waarin de werkelijke reden was vermeld waarom de vergunningen waren geweigerd. Dat had niets met Holleeder te maken. Ook uit de uitspraak zelf kon Beltman opmaken dat ik onmogelijk een witwasser, stroman of boekhouder van Holleeder kon zijn, zoals vaak in de media is beweerd. De in rechte vastgestelde feiten stelden Beltman gerust. Hij zou met zijn vastgoedpartner gaan praten en nadenken over een totale overname. Aan het einde van zijn bezoek aan de speelhallen gaf ik Beltman omzetoverzichten van 2011 en 2012 (tot de sluiting op 19 maart 2012) mee.
Interesse in overname
Onze volgende afspraak was op 20 maart 2013. Beltman bracht een (te) laag bod uit op twee elektronische roulettetafels. Toen ik dat bod afwees, liet hij weten wel interesse te hebben in een overname van mijn speelhallen als hij de kleine speelhal kon verhuizen naar stadsdeel Oost. Ik mailde Beltman nog dezelfde dag het e-mailadres van Arjen Hoogeveen zodat Beltman zelf bij de gemeente kon nagaan wat wel en niet mogelijk was.
Ik wees de kansspelondernemer er nadrukkelijk op dat een koop op afbetaling was uitgesloten. Met de verkoopopbrengst moest het restant van de onder beslag liggende schuld aan Paarlberg in één keer worden afgelost. De koopsom zou na tussenkomst van de notaris direct worden gestort op een bankrekening van het Openbaar Ministerie. Ik zou daar geen cent van zien. Beltman wilde de aankoop laten financieren door een bank “maar dat is in dit geval lastig want er is meer lucht dan onderpand,” zei hij doelend op de goodwill en het feit dat de speelhallen gesloten waren.
Als de gemeente zou meewerken aan een verhuizing van de kleine speelhal naar Amsterdam-Oost, had Beltman € 300.000,- over voor Buddy Buddy, de kleine speelhal op de Oudezijds Achterburgwal. En voor de grotere speelhal in de Molensteeg € 1 miljoen, zonder vastgepind te willen worden op deze bedragen. En als het pand in de Molensteeg bij de koop was inbegrepen vond Beltman € 2 miljoen een redelijke prijs voor beide speelhallen. ‘Ik heb ook nog geld nodig om eerst te gaan verbouwen’, zo hield Beltman mij voor. Voor het pand Oudezijds Achterburgwal 30 moest ik dan een andere koper zien te vinden. Dat was het startpunt van onze onderhandeling.
Standpunt gemeente
Op 3 april 2013 had Beltman een gesprek met Arjen Hoogeveen, de ambtenaar waarnaar ik hem had doorverwezen. Hoogeveen had het standpunt van de gemeente als volgt samengevat:
1. In de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30 mag op de eerste bouwlaag (begane grond) een speelautomatenhal worden geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de nieuwe exploitant van de speelhallen de bibob-toets doorstaat;
2. Aan het samenvoegen van de beide speelhallen werkt de gemeente niet mee;
3. De gemeente beschouwt het gehuurde pand Molensteeg 3 als een ‘galerie’ waarvan de bestemming om de hiervoor genoemde reden niet wordt gewijzigd in ‘speelautomatenhal’;
4. Uitbreiding van het aantal speelautomaten op één locatie is uitgesloten. Een verzoek om meer automaten op de vestiging in de Molensteeg te mogen exploiteren zal zonder meer door de burgemeester worden afgewezen;[1]
5. De kans is klein dat de gemeente meewerkt aan een verhuizing van een speelhal naar een ander stadsdeel, want ook daarvoor geldt dat de gemeente niet meewerkt aan een bestemmingswijziging van een pand naar een ‘laagwaardige functie’ zoals een ‘gokhal’.
- Bibob-bezwaren
- Dit standpunt kon volgens Hoogeveen niet los worden gezien van de ‘Bibob-bezwaren’ die de gemeente tegen mij had (en nog steeds heeft). Hoogeveen had toegelicht dat de gemeente niet wil dat ik op enigerlei wijze voordeel zou hebben van een beslissing van de gemeente waardoor de speelhallen meer waard zouden worden. Dat moest te allen tijde worden voorkomen. Te triest voor woorden om dat te moeten vernemen. Een ambtenaar die met een stalen gezicht aan derden vertelt dat de gemeente er alles aan gelegen is om te voorkomen dat de gemeente iets beslist waarvan ik voordeel heb.
Ik ben in 2009 integraal vrijgesproken en heb een blanco strafblad. In feite ben ik een gedupeerde ondernemer die door een besluit van de gemeente is gedwongen zijn dierbare bedrijven te verkopen om zijn miljoenenschuld af te kunnen lossen. De nog altijd hardvochtige houding van de gemeente ten opzichte van mij en mijn bedrijven is nog steeds niet te bevatten. Alle seinen springen op rood zodra mijn naam valt op het stadhuis.
Als een ambtenaar op 17 maart 2016 een normale e-mailwisseling van collega’s onder ogen krijgt die zich buigen over mijn vraag of een omgevingsvergunning nodig is voor het vernieuwen van de raamkozijnen van Oudezijds Achterburgwal 30, vermoed de onbekende ambtenaar dat de vrouwelijke collega niet weet wie ik ben. De ambtenaar gaat de medewerkster wel even bellen en het haar uitleggen:
Correspondentie
Een in een koop geïnteresseerde partij wijsmaken dat de Molensteeg ‘de crimineelste straat van Amsterdam’ is, zoals Hoogeveen deed in zijn gesprek met Beltman, past in de strategie van de gemeente om de verkoop van mijn speelhallen te frustreren. Aan de andere kant liet Hoogeveen volgens Beltman doorschemeren dat de gemeente de situatie dat de Molensteeg ‘al meer dan een jaar’ werd ontsiert door twee hermetisch gesloten panden met dag en nacht stalen rolluiken ervoor, graag wil beëindigen. De troosteloze aanblik in de Molensteeg en op de Oudezijds Achterburgwal die de gemeente in 2013 zo graag wilde beëindigen, bestaat inmiddels al meer dan 12 jaar!
Op 7 juni 2013 stuurde Beltman zijn op dat moment laatste correspondentie met Hoogeveen aan mij door.
Op de vraag of de speelhal aan de Oudezijds Achterburgwal 30 kan worden verplaatst naar een ‘locatie elders in Amsterdam’, mailde Hoogeveen op vrijdag 7 juni 2013 aan Beltman:
‘Goedemorgen heer Beltman,
Ik heb daar geen bevoegdheden in, ben zelf werkzaam in stadsdeel Centrum; Gezien de Verordening kan dat alleen als a) het betreffende stadsdeel waar de automatenhal naar toe zou gaan bereid is om een bestemmingsplanwijziging door te voeren en b) de Burgemeester bereid is om vergunning te verplaatsen en deze verplaatsing voor te dragen aan de Gemeenteraad en c) als de Gemeenteraad dan akkoord gaat.
U zult dan eerst een locatie in een ander stadsdeel moeten vinden en daar overeenstemming over krijgen en vervolgens met Yvette Nagel van de gemeente Amsterdam, Bestuursdienst. Zij adviseert de Burgemeester.
Vr gr Arjen Hoogeveen’
Zoals hiervoor al is aangegeven ontbreekt deze correspondentie tussen Hoogeveen en Beltman bij de Wob-stukken over mijn speelhallen die in 2022 door de gemeente openbaar zijn gemaakt. De zoekslag naar documenten die onder het destijds ingediende Wob-verzoek vielen, was dus niet volledig en onzorgvuldig. Correspondentie tussen Stadsgoed NV en de gemeente in september 2013 over mijn panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30, die even daarvoor door Lucky Jack te koop waren aangeboden aan Stadsgoed, zat daarentegen wel weer tussen de in 2022 verstrekte en daarna openbaar gemaakte Wob-stukken. Daar kom ik nog op terug in de volgende blog.
“Wat een kapitaalverspilling”
Nadat Beltman mij op 7 juni 2013 op de hoogte had gebracht van zijn laatste correspondentie met Hoogeveen, vroeg ik hem of hij de jaarstukken van de speelhallen al had bekeken. Hij antwoordde:
“heb idd gekeken naar de jaarstukken en dan word ik eigenlijk meteen kwaad op de gemeente dat je dicht moest! Wat een kapitaalverspilling… De Molensteeg is natuurlijk prima, alleen de Buddy Buddy is op die lokatie erg moeilijk (vooral door de investeringen van Mario en Patrick). We moeten snel maar weer afspreken om te kijken of we een stap verder komen.”
Met ‘Mario en Patrick’ doelde Beltman op de broers Mario en Patrick Singels die toen net de Amsterdamse speelhal van de firma Krijco Amusement BV uit Amersfoort hadden overgenomen en hadden omgedoopt tot ‘Casino City’. De speelhal was gevestigd op Oudezijds Achterburgwal 35, direct naast de Bananenbar. Nu die in handen was gevallen van de familie Singels, was dat een kapitaalkrachtige concurrent voor de toekomstig eigenaar van mijn speelhallen.
Het uiterste bod
Na het bestuderen van de jaarcijfers van 2011 verhoogde de Beko Groep het bod naar € 2.6 miljoen, als behalve het pand Molensteeg 1 het pand Oudezijds Achterburgwal 30 eveneens bij de koop was inbegrepen. Dat was het maximale bedrag dat Beltman ervoor over had. Verder wilde hij niet gaan.
De twee speelhallen en de twee panden moesten echter minstens € 2.8 miljoen opbrengen. Dat is de nog resterende schuld aan de heer Paarlberg toen in 2006 beslag werd gelegd op zijn vordering op mij. De koper van mijn hallen en panden diende mij te verlossen van die schuld door het volledige bedrag ineens via de notaris te storten op de bankrekening van het OM. Dat was het doel dat ik met de verkoop wilde bereiken. Het geld om de schuld af te lossen moest gelet op mijn eigen Bibob-ervaringen, van een volstrekt bonafide bron komen, bij voorkeur een reguliere bank. Een door de overheid bonafide bevonden partij was ook goed, zoals een kansspelondernemer die reeds over vergunningen beschikte en al jaren een speelhal exploiteerde in Amsterdam. Een partij als de Beko Groep.
Als ik het ultieme bod van Beltman zou accepteren bleef ik nog met een schuld van twee ton aan Paarlberg zitten. Ik had echter weinig keus. Er waren geen andere gegadigden. Toch zei ik tegen Beltman dat ik er eerst goed over wilde nadenken en met mijn accountant wilde overleggen.
Telefoontje
Toen kwam in augustus 2013 ineens dat telefoontje van de heer La Lau, op dat moment interim-directeur bij kansspelbedrijf De Vries & Vet die vier speelhallen/casino’s in Amsterdam exploiteerde onder de naam ‘Lucky Jack’. La Lau was wél bereid de door mij verlangde minimale koopsom op tafel te leggen voor de aandelen van beide speelhallen en de panden waarin de hallen zijn gevestigd.
Sollicitant
La Lau had mijn telefoonnummer gekregen van René Geus, een oud-medewerker van Buddy Buddy. Na de gedwongen sluiting van mijn speelhallen op 19 maart 2012 kwam mijn personeel op straat te staan. Geus had in de tussentijd nog geen nieuwe baan gevonden en reageerde op een personeelsadvertentie van De Vries & Vet. Het Amsterdamse gokbedrijf zocht medewerkers voor hun speelhal Lucky Jack in de Marnixstraat. Toen La Lau tijdens het sollicitatiegesprek aan Geus vroeg wat zijn ervaringen waren in de branche, vertelde mijn oud-medewerker dat hij jarenlang, tot maart 2012, had gewerkt bij Buddy Buddy en in een speelhal in de Molensteeg, twee KEMA-gecertificeerde speelhallen op de Wallen. Geus was ontslagen omdat zijn baas, ik dus, geen vergunning meer kreeg van de gemeente vanwege een geldlening van Jan-Dirk Paarlberg. Om die reden moesten de hallen dicht.
“Ze zijn te koop,” zei Geus, die zo nu en dan bij mij informeerde of er al een koper was want hij wilde er graag weer aan de slag. La Lau verbaasde zich erover dat mijn hallen anderhalf jaar na de sluiting nog steeds gesloten waren. De interim-directeur van De Vries & Vet was wel in een koop geïnteresseerd. Toen Geus dat vernam, zei hij: “Ik kan je het telefoonnummer geven van Marcel Kaatee, mijn ouwe baas.” Zo kwam La Lau aan mijn telefoonnummer.
Rondleiding
Kort daarop belde La Lau om te informeren of mijn speelhallen nog steeds te koop waren. Dat klopt, antwoordde ik. Na ons eerste telefonische contact heb ik La Lau uitgenodigd om op 26 augustus 2013 langs te komen in mijn speelhal in de Molensteeg. Hij had voor die gelegenheid iemand meegebracht, een stevig gebouwd persoon genaamd Ronald. Ik heb de heren rondgeleid in het pand en mondeling de geschiedenis van de bedrijven beschreven, met alle ups en downs.
Nadat La Lau alle documentatie over de speelhallen en de panden die ik hem had meegegeven had bestudeerd, en ik al zijn vragen had beantwoord, liet hij mij op 20 september 2013 weten akkoord te zijn met de door mij verlangde koopsom ad. € 2.8 miljoen.
Ron de Vries
La Lau zou mijn speelhallen overnemen samen met Ron de Vries, mede-eigenaar van De Vries & Vet, met wie ik anderhalf jaar eerder, volgens mijn aantekeningen op 24 mei 2012, een mogelijke overname al eens had besproken. De Vries was toen als geïnteresseerde langsgekomen om mijn speelhal in de Molensteeg te bezichtigen. Na een rondleiding en een positief gesprek heb ik De Vries in vertrouwen de omzetcijfers van beide speelhallen gegeven. Vervolgens liet hij niets meer van zich horen. Via zijn interim-directeur La Lau bood De Vries excuses aan dat hij niet meer had gereageerd. Er was van de kant van De Vries wel degelijk nog steeds interesse in een overname.
Alle seinen leken eind 2013 op groen te staan voor een succesvolle overname. Van een gemeentelijk besluit, genomen in hetzelfde jaar om de speelhallen Buddy Buddy en Molensteeg “uit te roken”, waren we toen niet op de hoogte. Dat is pas in 2022 bekend geworden toen onderlinge correspondentie tussen ambtenaren over de hallen, op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur, openbaar is gemaakt. Volgende week meer hierover.
Nóg een ‘dubieuze partij’
Er is naast JVH, de Beko Groep en De Vries & Vet nóg een partij die contact heeft gehad met de gemeente over mijn speelhallen. Een bekende Amsterdamse exploitant. Ook die correspondentie is niet door de gemeente openbaar gemaakt op grond van de Wob. Ik ben ermee bekend geworden omdat deze exploitant dat zélf heeft verklaard in het strafrechtelijk onderzoek Vandros tegen Willem Holleeder. Het OM heeft die Vandros-verklaring van de exploitant ook in mijn strafzaak Terrel in het geding gebracht. De exploitant had ooit een familierelatie met Willem Holleeder, stuurde Holleeder studieboeken toen hij vast zat voor de Heinekenontvoering en belde regelmatig met Holleeder in de jaren ’90.
Benieuwd wie deze ‘dubieuze partij’ is en wat deze ‘dubieuze partij’ naar eigen zeggen met de gemeente heeft besproken over mijn speelhallen? Lees dan ‘De dubieuze partijen van Pierre van Rossum’ deel 3 dat volgende week vrijdag op mijn website verschijnt.
[1] Dat had volgens Hoogeveen te maken met de Molensteeg, die hij in het gesprek met Beltman aanduidde als “de crimineelste straat van Amsterdam”
Ik ben nu wel heel nieuwsgierig wie die dubieuze partij is. Kijk uit naar je volgende post vrijdag!