Woensdagavond 15 juni 2011 werd misdaadjournalist Paul Vugts in het Parooltheater geïnterviewd over de strijd tegen de Amsterdamse onderwereld. Vugts had er een boek over geschreven. Het zoveelste boek over dit onderwerp. Collega wallenondernemer Jan Broers had de aankondiging gelezen in Het Parool en vroeg of ik zin had om er samen naartoe te gaan. We hadden het piepkleine theater in de St. Pieterspoortsteeg eerder bezocht in 2009 toen oud-Wallenmanager Freek Salm er werd geïnterviewd over de Wet Bibob. Daar kwamen maar 10 bezoekers op af. Deze avond was het drukker. Het leek wel uitverkocht toen we arriveerden. Zo’n 40 bezoekers hadden al in het theaterzaaltje plaatsgenomen. Het kostte Broers enige overredingskracht om nog twee toegangsbewijzen te bemachtigen.

Bronbescherming
Een week voorafgaand aan de presentatie had ik bij de Raad voor de Journalistiek een klacht ingediend tegen Vugts en de directie van Het Parool in verband met een artikel over mijn bedrijven getiteld ‘Gokhallen Wallen gesloten’ op de voorpagina van Het Parool. Vugts had geen wederhoor toegepast en was eerder op de hoogte van het besluit van de gemeente om mijn speelhallen te sluiten dan ik. Wie was de in het artikel van Vugts opgevoerde ‘woordvoerder van het stadhuis’ die het nieuws naar de journalist had gelekt? Daar was ik benieuwd naar.
Advocatenkantoor Kennedy Van der Laan reageerde namens Het Parool en Vugts op mijn klacht dat de krant niet gehouden is de identiteit van deze ambtenaar prijs te geven. Met andere woorden: ik mag niet weten welke officiële vertegenwoordiger van de gemeente de journalist voortijdig, onjuist en onvolledig had geïnformeerd over de motivering van het Bibob-besluit. Op de voorpagina van de krant stond in vette letters geschreven dat de overheid mij beschouwt als ‘stroman van Holleeder’ terwijl burgemeester Eberhard van der Laan letterlijk in het besluit stelt de stroman-verdenking niet meer aannemelijk te vinden. Het Bibob-besluit van de burgemeester is gestoeld op andere gronden.
Vragen
De voorlichter heeft Vugts dus verkeerd voorgelicht, maar met welk doel? Om mij in een kwaad daglicht te stellen? Of had Vugts het stroman-verhaal als reden van de weigering van vergunningen zelf verzonnen om Holleeder te kunnen noemen omdat die naam nu eenmaal meer lezers trekt? En sinds wanneer heeft een woordvoerder van het stadhuis journalistieke bescherming nodig? Kortom: ik zat in het Parooltheater met een aantal vragen.
Kennedy Van der Laan had voet bij stuk gehouden: Het Parool beroept zich op bronbescherming. Punt. De discussie over de strijd tegen de Amsterdamse onderwereld in het Parooltheater was een mooie gelegenheid om aan de schrijver zelf te vragen met welke woordvoerder van het stadhuis hij contact heeft gehad over het besluit.
Woordvoerder van het stadhuis
In het vraaggesprek met gastheer Paul van Liempt ging Vugts prat op zijn goede contacten met zowel de politie als de onderwereld. De misdaadjournalist van Het Parool vertelde dat hij nooit de identiteit van een bron prijsgeeft. Maar wat als het gaat om officiële bronnen? Ik kon mij niet voorstellen dat een voorlichter van de gemeente een journalist vraagt om zijn of haar identiteit geheim te houden. Dus vroeg ik Vugts in een zaaltje vol getuigen wie hem over het Bibob-besluit m.b.t. mijn speelhallen had geïnformeerd. Vugts weigerde de naam te noemen van de voorlichter die hij hierover had gesproken.
Contacten met politie en justitie
Wie bekend is met het oeuvre van Vugts en zijn collega Bart Middelburg weet dat beide misdaadverslaggevers uitstekende contacten hebben bij de Amsterdamse politie en doorgaans de visie en standpunten van politie en justitie uitdragen. Trots vertelde Vugts in het Parooltheater vaak ‘embedded’ met de politie mee te mogen bij bijzondere acties. Vanuit de hoek van justitie had de journalist naar eigen zeggen wel eens kritiek gekregen dat hij in een bepaalde publicatie de onderwereld teveel op een voetstuk had geplaatst. Vugts troostte zich met de gedachte dat criminelen, die hij regelmatig zegt te spreken, op hun beurt weer vinden dat hij in zijn artikelen te vaak de kant van de politie kiest.
Justitie vs onderwereld
Maffia zoals we dat kennen uit Italië, de Verenigde Staten en Rusland, is volgens Vugts niet actief op de Amsterdamse Wallen. Dat heeft het Emergo-onderzoek onlangs uitgewezen. Maar zware misdaad is er wel degelijk in Amsterdam, stelt Vugts verwijzend naar een liquidatieproces dat thans gaande is.
Ondanks talloze bevoegdheden zoals het verrichten van huiszoekingen, observaties, het afluisteren van telefoongesprekken en het werken met kroongetuigen, is justitie nauwelijks nog in staat de onderwereld écht aan te pakken, zo beweerde de misdaadverslaggever van Het Parool. De reden hiervan valt volgens Vugts eenvoudig te verklaren: justitie moet zich aan de wet houden en de onderwereld niet. Bovendien laten de grote jongens zich tegenwoordig niet meer zo gemakkelijk observeren en tappen als vroeger. En als verdachten wel over de tap komen, dan is dat bij buitenlanders vanwege de vele dialecten vaak moeilijk te volgen. Zo verstond een medeverdachte in de strafzaak tegen de Turkse vrouwenhandelaar Saban B. zichzelf niet toen van hem een getapt telefoongesprek op een zitting werd afgespeeld. De verdachte merkte op: “Als ik mezelf niet eens versta, hoe kunnen jullie dan weten wat ik zeg?”
Ook het werken met kroongetuigen is volgens Vugts niet zaligmakend. Ze verklaren ongeloofwaardig of weigeren over het verleden te praten. Dat laatste was het geval bij ex-Hell’s Angel Diaz, zo legde Vugts uit.
Nieuwe aanpak
Maar als het werken met kroongetuigen en het observeren en tappen niet meer helpt, zijn er dan nieuwe methoden die justitie inzet tegen de onderwereld, wilde Van Liempt weten van de misdaadjournalist. Vugts antwoordde: “Het financieel uitkleden van criminelen is de nieuwe aanpak van justitie. Bij de vervolging van Gwenette Martha was dat succesvol. Dat komt onder meer doordat in 2001 de wetgeving rond het witwassen is verruimd.”
Lekken naar de media
De gespreksleider richtte zich tot het publiek en vroeg aan de aanwezigen of iemand meer manieren wist waarmee de onderwereld werd aangepakt. “Lekken naar de media,” riep ik. “Wat bedoel je precies?” vroeg Van Liempt geïnteresseerd. Ik legde uit: “Politie en justitie lekken bewust informatie uit onderzoeken naar de media, bijvoorbeeld om daarmee getuigen te beïnvloeden.” Of ik een voorbeeld kon geven van een dergelijke strategie. Dat was niet zo moeilijk: de Endstra-tapes. Ik hield Van Liempt voor dat de politie een half jaar voordat de Endstra-tapes in boekvorm verschenen, getuigenverklaringen uit het Holleeder/Endstra-onderzoek had gelekt naar Vugts en zijn collega Middelburg. Die schreven er in augustus 2005 pagina-vullende artikelen over.
Van Liempt kon zich haast niet voorstellen dat de politie inzage gaf in verklaringen van getuigen, en riep vanaf het piepkleine podium: “Ho, ho. Dat kan je nou wel roepen maar dat weet je niet, dat kun je niet weten.”
Ik antwoordde: “Voordat er één arrestatie in de Holleeder-zaak was verricht, schreven Middelburg en Vugts in 2005 dat ‘uit bij de politie afgelegde verklaringen blijkt…etcetera’. Dan is toch duidelijk waar die informatie vandaan komt en wat ermee wordt beoogd. Voor de goede lezer wel tenminste!” Vugts hield wijselijk zijn mond. Gelukkig voor hem werd de discussie abrupt gesmoord door een opmerking uit de zaal die een nieuw onderwerp inluidde.
Achteraf weten journalisten het allemaal zo goed
Aan het slot van de avond kreeg ik nogmaals het woord. Ik bracht naar voren dat misdaadjournalisten het achteraf allemaal zo goed weten. Ze doen alsof ze alle wijsheid in pacht hebben maar krijgen meestal pas tijdens openbare strafprocessen, zoals de strafzaken tegen Saban B. en Willem Holleeder, het hele verhaal te horen wat zich volgens het Openbaar Ministerie heeft afgespeeld.
In publicaties over de Wallen verwijten journalisten bordeelhouders hun ogen te sluiten voor vrouwenhandel zonder erbij stil te staan dat pooiers die meisjes ronselen en uitbuiten dit heus niet doen waar raamverhuurders bij zijn, of als zij achter het raam staan.
Stille Willem
Vrijwel elke misdaadjournalist doet nu voorkomen alsof hij van Willem Endstra al ver voor zijn dood wist dat hij geld aannam van criminelen. Endstra werd echter voor het eerst ‘bankier van de onderwereld’ genoemd in de media in 2002. Niet door een journalist maar door een crimineel. Daarvoor stond hij bekend als ‘Stille Willem’, omdat hij nooit op de voorgrond trad. Geen krant of tijdschrift heeft vóór 2002 iets slechts over hem gemeld, behalve dat de vastgoedman ooit in 1991 drie dagen in hechtenis heeft gezeten in een onderzoek naar een XTC-bende. Endstra is daar niet voor vervolgd en is ook nooit veroordeeld.
Gesputter
Vugts kaatste de bal terug: “Kom nou toch. Dat Endstra relaties en conflicten had met criminelen was al jaren bekend bij mensen die met Endstra omgingen. Iedereen op het kantoor aan de Apollolaan wist dat John Mieremet Endstra daar met een pistool had bedreigd.” Ik wees Vugts er fijntjes op dat dit incident plaatsvond in de zomer van 2002 en dat ik enkele maanden daarna mijn banden met Endstra heb verbroken.
“Endstra deed ook zaken met de gebroeders Driessen…” probeerde Vugts nog. Maar de Driessens werden door journalisten pas als ‘dubieus’ bestempeld nadat zij in 2001 waren geliquideerd. Daarvoor waren het keurige Brabantse zakenlieden. Met dit gesputter eindigde de discussie over de strijd tegen de Amsterdamse onderwereld in het Parooltheater voor mij tamelijk onbevredigend. Andere aanwezigen vonden het allemaal ‘heel interessant.’