MOT-meldingen Rabobank

In een rapport van de Algemene Rekenkamer over het bestrijden van witwassen in Nederland dat op 3 juni 2008 naar de Tweede Kamer is gestuurd, stelt de rekenkamer in het nawoord: ‘We hebben in ons onderzoek zelf informatie verzameld over het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, omdat deze informatie niet voorhanden was.’ Dit bevestigt andermaal dat bij de totstandkoming van de Wet Bibob geen informatie bestond over strafrechtelijk vastgestelde witwasfeiten op de Wallen waarnaar diverse PvdA politici telkens verwijzen om de noodzaak van deze wet te beargumenteren. De Wet Bibob, waarbij betrokkenen zelf hun onschuld moeten bewijzen, is dus ingevoerd op grond van aannames en niet gebaseerd op feiten.

Wet MOT
De rekenkamer stelt met haar rapport van 16 mei 2008 ‘een eerste stap’ te hebben gezet om inzicht te krijgen in de witwasbestrijding. Een belangrijk instrument voor het signaleren en bestrijden van witwassen bestaat echter al sinds 1 februari 1994: de Wet MOT.

De Wet Melding Ongebruikelijke Transacties, verplicht banken en andere financiële instellingen om ongebruikelijke transacties te melden aan een onafhankelijk meldpunt. Het doel van de Wet MOT is het voorkomen van misbruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geldbedragen (preventie), alsmede het bestrijden van het witwassen zelf (repressie). Voordat een MOT-melding plaatsvindt, wordt een transactie eerst gecontroleerd op wettelijke indicatoren die tezamen voor een MOT-melding kunnen zorgen. Bijvoorbeeld een contante storting boven € 10.000,-, die a-typisch is voor de klant waarbij tevens sprake is van een opvallende omzet of wijziging rekeningsaldo.

Rabobank
Uit evaluaties van de Wet MOT blijkt dat de Rabobank in vergelijking met andere banken verreweg de meeste ongebruikelijke transacties doorgeeft aan het meldpunt. Naar verluidt zouden enkele voormalige officieren van justitie werkzaam zijn op de juridische afdeling van het hoofdkantoor van de bank in Utrecht. Dat verklaart wellicht de koppositie van de Rabobank qua MOT-meldingen.

De speelhallen Molensteeg en Buddy Buddy bankierden al vele jaren bij de Rabobank. Ook privé bankierde ik bij de Rabobank, die mij in het verleden zonder enig voorbehoud diverse hypothecaire leningen heeft verstrekt.

Toen Willem Endstra mij in december 2002 vroeg de lening die ik op 6 september 2002 bij hem had afgesloten voortijdig af te lossen, was de Rabobank vanzelfsprekend de eerste financiële instelling die ik benaderde voor een zakelijk krediet. Ik stuurde de bank recente jaarrekeningen van mijn bedrijven en de notariële aktes van de bestaande leningen. De aard van de transacties en het saldoverloop van de zakelijke rekeningen was vanwege de langdurige relatie met de Rabobank genoegzaam bekend bij de bank.

Na telefonisch contact vond op 9 januari 2003 een eerste gesprek plaats op het kantoor van de bank aan het Frederiksplein. Ik had voor die gelegenheid fiscalist Andy van der Mark meegenomen die de MKB-accountmanager van de bank Sander Bloemendaal persoonlijk kende. Sander was mij een jaar eerder nog behulpzaam geweest bij de omwisseling van guldens naar euro’s. Met wederzijds vertrouwen dat het zakelijke krediet op basis van de goede relatie verstrekt zou worden, namen wij na het gesprek afscheid van elkaar.

Medio januari 2003 vroeg de bank nog om aanvullende stukken zoals huur- en exploitatieoverzichten en een offerte die ik had laten maken voor het wegwerken van achterstallig onderhoud bij een van de panden. Daarna bleef het opvallend stil tot eind februari 2003.

De herfinanciering
Ondertussen hadden mijn fiscalist en mijn accountant in januari 2003 ook andere banken benaderd. Deze deze lieten al vrij snel weten mij geen krediet te willen verlenen vanwege de buurt waarin de bedrijven waren gevestigd. Begrijpelijk. De Wallen zijn door de overheid en in de media decennia lang afgeschilderd als broeinest van criminaliteit.

Tegelijkertijd liet Endstra mij via een tussenpersoon naar een buitenlandse financiële instelling zoeken die mijn schuldpositie kon overnemen omdat de vastgoedbaron in Nederland in opspraak was geraakt. In augustus 2002 werd Endstra in De Telegraaf aangeduid als ‘bankier van de onderwereld’. Hij zou ook, samen met zijn zakenpartner Klaas Hummel, hebben gefraudeerd met miljoenenkredieten van het Bouwfonds. Om die reden had Endstra weinig vertrouwen in een goede afloop van mijn kredietaanvraag bij de Rabobank en achtte de kans van slagen in het buitenland groter omdat zijn naam daar nog niet besmet zou zijn.

Omstreeks 10 februari 2003 kwam er bevestiging van de tussenpersoon dat een buitenlandse financiële instelling de vordering van Endstra wilde overnemen. Van de notaris begreep ik dat de verstrekker van de financiering geen bancaire instelling betrof maar een private equity firma genaamd Wilbury Ltd. Omdat met de tussenpersoon was overeengekomen dat ik bij een succesvolle totstandkoming van de herfinanciering een vergoeding verschuldigd was van € 40.000,- voor zijn diensten, heb ik na aandringen van Endstra de reactie van de Rabobank niet meer afgewacht. Achter Wilbury Ltd ging volgens Endstra ‘een nette private partij’ schuilgaan die vanwege zijn reputatie onder geen beding openlijk zijn naam kon of wilde verbinden aan de Wallen. Later bleek het om de heer Paarlberg te gaan.

De herfinanciering kwam uiteindelijk op 24 februari 2003 tot stand. Vanaf dat moment betaalde ik mijn aflossingen en rente niet meer aan vennootschappen van de familie Endstra maar aan Wilbury Limited, die hypotheek en pandrecht vestigde op respectievelijk het onroerend goed en de aandelen van mijn bedrijven.

Interne correspondentie
Op 25 februari 2003 stuurde de Rabobank mij een korte afwijzingsbrief zonder motivatie waarom zij de aangevraagde financiering niet wilde verstrekken. Endstra’s vermoeden werd hiermee bevestigd. Uit interne e-mails van bankmedewerkers Gerard B., Willem C. en Willem W., die de Nationale Recherche in 2006 bj de bank in beslag had genomen, blijkt dat het krediet niet aan mij is verstrekt omdat het zou dienen als aflossing aan de heer Endstra. Dit leek de heren van de bank ‘gezien de huidige status geen goede stap’. Ad K., de betrokken adviseur van Juridische zaken, zou inhoudelijk op de hoogte zijn van het dossier.

Gerard B. mailde op 20 februari 2003 aan mijn accountmanager Sander:

‘Sander,
Ik heb Juridische Zaken verzocht om een brief op te stellen in verband met de afwijzing van Katee. De reden dat ik hen gevraagd heb dit te doen, ligt in het feit dat zij nauw betrokken zijn bij het gehele onderzoek. De inhoud van de brief zal voor jou waarschijnlijk niet bevredigend zijn omdat deze brief niet ingaat op de reden van de afwijzing. Hier is bewust voor gekozen en voorstel zal dan ook zijn dat eventueel mondeling enigszins toelichting wordt gegeven. Voor dit alles kan worden ingezet moet ik het advies nog met Willem C. bespreken. Hij moet uiteindelijk instemmen met de weg die door Rabobank Nederland bewandeld wordt. Mij is toegezegd dat deze brief vandaag komt en dus zal ik eea moeten kunnen afronden.
Mvg Gerard’

Sander is hier helemaal niet blij mee getuige zijn reactie aan Gerard B.: ‘Lekker is dat. Hebben we daar zo lang op gewacht. Komt er in feite op neer dat ik een en ander moet gaan uitleggen.’

Maar Gerard B. stelt hem gerust: ‘Ik begrijp dat het niet aansluit bij jouw wens, echter het is, hoewel wij hier niet bij gebaat zijn, nog veel minder wenselijk dat wij worden afgerekend op hetgeen door ons op papier wordt gezet. Ik begrijp ook je frustratie, maar ik hoop ook dat je ziet dat in dit soort gevallen nu eenmaal geen uitgebreide toelichting verstrekt wordt. Op een later tijdstip krijgt onze client een ander schrijven dat hier mogelijk meer duidelijkheid in geeft.’ 

Een brief met uitleg is er nooit gekomen. Drie jaar later kwam er wel een andere brief waarin de Rabobank aankondigde haar relatie met mij te beëindigen.

In hechtenis
Twee dagen na mijn arrestatie in de vroege ochtend van 30 januari 2006 stuurde de Rabobank aangetekende brieven dat zij op geen enkele wijze met mij of aan mij gelieerde bedrijven in verband gebracht wilde worden. De relatie werd met onmiddellijke ingang beëindigd.

De contante omzet van de speelhallen kon vanaf dat moment niet meer worden afgestort. Binnenkomende facturen en salarissen moesten voortaan ‘per kas’ worden uitgekeerd.

Omdat de Haarlemse Rechtbank het voorarrest maar liet voortduren, kon ik niet ingrijpen. Ik werd door het Openbaar Ministerie neergezet als de ‘Minister van Financiën’ (Teeven), als ‘de financiële spil waar alles om draait’ (Plooij). Het onderzoek was nog in volle gang. Telkens als mijn advocaat om schorsing van de voorlopige hechtenis vroeg, waarschuwden de Officieren van Justitie Teeven en Plooij de Rechtbank dat ik geldbedragen zou wegsluizen die nog niet gevonden waren als ik eenmaal op vrije voeten was.

Na de tweede pro-forma zitting op 18 juli 2006 had de Rechtbank Haarlem de moed verzameld om de voorlopige hechtenis voor een maand te schorsen, zodat ik eindelijk wat orde op zaken kon stellen bij mijn bedrijven op de Wallen.

MOT-meldingen
Tijdens een van de verhoren hield een FIOD-rechercheur mij voor dat de contante stortingen van mijn speelhallen met ingang van 11 december 2002 door de Rabobank als verdacht zijn aangemerkt en zijn doorgegeven aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Dat vond de financiële rechercheur eigenaardig. Of ik daar een verklaring voor had. Die had ik niet. Ik vertelde haar dat het stortingen waren van de omzet van de speelhallen die niet of nauwelijks afweken van eerdere stortingen. Dus gewone, normale wekelijkse stortingen.

Naderhand, nadat ik P.I. Zwolle had verlaten, heeft de betreffende FIOD-rechercheur mij 11 prints verstrekt van de in totaal 33 verrichtte MOT-meldingen. Uit de MOT-prints van de Rabobank bleek dat de meldingen zijn gedaan met terugwerkende kracht en telkens door dezelfde persoon, terwijl de gestorte bedragen ruim binnen de bandbreedte lagen van het wekelijkse gemiddelde. De print van de eerste MOT-melding, die van de storting van 11 december 2002, ontbrak helaas. Daardoor kon ik niet verifiëren of de eerste melding met terugwerkende kracht is gedaan ná mijn financieringsbespreking op 9 januari 2003.

Economisch delict
Contante stortingen boven € 10.000,- zijn niet ongebruikelijk in de speelautomatenbranche. Ondanks dat daar geen enkele aanleiding voor was, meldde de Rabobank met ingang van 11 december 2002 33 stortingen van de speelhallen aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Terwijl geen enkele van de qua hoogte en frequentie soortgelijke stortingen van vóór 11 december 2002 als ‘ongebruikelijk’ zijn aangemerkt.

Door op andere gronden dan de wettelijke indicatoren MOT-meldingen te verrichten, heeft de Rabobank mij en mijn bedrijven ten onrechte verdacht gemaakt. Dat is een economisch delict. Ondanks herhaalde verzoeken van mijn advocaat weigert het Openbaar Ministerie alle documenten van de allereerste MOT-melding te verstrekken waarop is aangegeven wanneer en door welke Rabobankmedewerker de melding is gedaan.

Verantwoording
In verband met de Bibob-procedure waarin mij onder meer de 33 onterechte MOT-meldingen worden verweten, heb ik de bank op 6 maart 2008 verzocht openheid van zaken te geven over haar handelswijze. In een korte schriftelijke reactie liet de Rabobank mij op 20 maart 2008 weten ‘in lijn van de wet MOT’ geen mededelingen te doen over de MOT-meldingen. Met andere woorden: de Rabobank wenst geen verantwoording af te leggen over haar MOT-beleid dat juist niet in lijn is met de wet MOT.

6 gedachten over “MOT-meldingen Rabobank

  1. Aan Marcel Kaatee krijgt het O.M., de RABO bank en enkele journalisten, die aan de leiband van Justitie lopen, nog een kwaaie.
    Ik ken Marcel al van de middelbare school, een goeie kerel, toen viel al op dat hij een doorzetter is.
    Het wordt tijd dat aan de ongebreidelde,en moeilijk te contoleren, macht van Overheidsinstanties, Banken etc. paal en perk worden gesteld.
    Marcel, volhouden een rechtvaardige strijd wordt uiteindelijk gewonnen.

  2. Ik denk dat je in de strijd tegen al het onrecht zoveel mogelijk documenten uit het straf dossier openbaar moet maken zodat de landelijke media die hier tot nu toe van verstoken zijn gebleven kennis kunnen nemen van alle halve en hele onwaarheden. Voor velen is het rookgordijn dat justitie opgeworpen heeft het bekende ‘waar rook is, is vuur verhaal’. Ontzenuw dat met gescande originele documenten uit het dossier. Succes met je strijd tegen de vuurspuwende draak!

  3. Ik ken Marcel al sinds eind jaren 80 waarvan de laatste 9 jaar van heel dichtbij en heb nog nooit eerder iemand meegemaakt die zo oprecht en eerlijk is. Het kan en mag niet zo zijn dat het onrecht wat hem wordt aangedaan hier gaat zegevieren? Daarom Marcel en Priscilla blijf volhouden. Wij staan achter jullie en gaan er van uit dat de echte waarheid zoals door jou weergegeven uiteindelijk zegeviert.

  4. Meneer Katee
    De Rabobank liet zich altijd fantastisch feteren door de heer Endstra.Niet op locaal kantoor niveau waar u bankierde maar binnen de zogenaamde groep van leidinggevenden.In dit verband merk ik op dat de heer Ten Cate(raad van bestuur Rabobank vastgoed afdeling)zich pontificaal met de heer Endstra in privé jet liet rond vliegen.Van één keer is het zeker(Barcelona).Diezelfde ten Cate gaat nu naar Rabo/Bouwfonds waar hij vroeger al heeft gewerkt.Endstra liep altijd op te scheppen over zijn envelopjes aan dat soort heren.De Rabo bank medewerker is er één die vooraan in de kerk zit maar voor een beetje geld de bijbel zo intepreteerd dat het in orde is.De hypocretie is enorm.Voor de goede orde,Job Cohen bankiert ook bij de Rabo bank!

  5. http://www.telegraaf.nl/binnenland/3995041/__Column_John_v_d_Heuvel__Prullenbak__.html?p=10,2

    Vrijdag twee weken geleden heeft John van der Heuvel het periodieke en besloten onderhoud gehad met een,in Amsterdam woonachtige,officier van justitie geflankeerd door Jan van Looyen. In ruil voor informatie die de telegraaf publiceert schrijft van der Heuvel als tegengunst artikelen en columns die vanuit de publieke opinie gunstig zijn voor het OM. Deze keer wordt een rapport van twee echte,door de overheid erkende,specialisten door een journalist onderuit gehaald. De telegraaf neemt hier gewoon stelling in,VOORDAT DE RECHTER ZIJN OORDEEL KAN GEVEN!!!!! Alle gevoel van objectieve journalistiek is hiermee teniet gedaan. De Telegraaf zou zich moeten schamen voor dit gedrag. Een apenland met een apenkrant en niemand die wat zegt!

  6. Het wordt tijd dat er eens een einde komt aan de mistige verhalen en verdachtmakingen van de overheid. Het O.M., dat vaak bewezen heeft een groot klunsgehalte te koppelen aan tunnelvisie ,moet zich in steeds lachwekkender bochten wringen om de schijn van een “zaak” nog overeind te houden.
    De dooddoener “waar rook is, is vuur” moet hier vertaald worden naar de locale omstandigheden. Op de wallen geldt: “waar rook is , is een coffeeshop vlakbij” 🙂

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.