Uitspraak rechtbank in Woo-zaak tegen de minister van Justitie en Veiligheid

Op 17 december 2024 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in mijn Woo-zaak tegen de minister van Justitie en Veiligheid. Rechter mr. L.Z. Achouak el Indrissi verklaarde mijn beroep tegen het eerste door mij bestreden besluit van de minister niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Dat de rechtbank uitspraak had gedaan in deze zaak vernam ik op 7 januari 2025 van een medewerker Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Openbaar Ministerie. Van de rechtbank zelf had ik niets vernomen, laat staan een uitspraak ontvangen. De uitspraak is niet gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Doorbladeren
In de visie van de rechtbank heeft de minister van Justitie en Veiligheid terecht geweigerd om een of meer van de 399 eerder geweigerde correspondentie en documenten over mij en over mijn ‘uit te roken’ speelhallen en panden op de Wallen, alsnog openbaar te maken. De rechter heeft de bijna vierhonderd documenten steekproefsgewijs “doorgebladerd”. Tijdens dat “doorbladeren” heeft de rechter kennelijk geen enkel document aangetroffen dat, al dan niet deels zwart gelakt, op grond van de Wet Open Overheid voor openbaarmaking in aanmerking kwam. Het is een teleurstellende uitkomst. Ik had gehoopt op meer informatie waarom het OM mij, ondanks mijn integrale vrijspraak in 2009, vrijwel permanent als verdachte van strafbare feiten is blijven beschouwen. Schamele troost: het door mij betaalde griffierecht om de beroepzaak te kunnen starten, dient de minister te vergoeden.

Eerdere publicaties over de zaak
Op mijn website had ik al een en ander gepubliceerd over deze rechtszaak:  

Openbaar Ministerie maakt fout in Woo-procedure (19 januari 2024)

In de herkansing: behandeling beroep Woo-besluit minister van Justitie en Veiligheid (27 juni 2024)

Onderzoek Woo-procedure heropend (7 augustus 2024)

Toelichting zoektocht naar informatie
Na de heropening van het onderzoek in de Woo-zaak in juli 2024 had het OM op 30 september 2024 een brief gestuurd naar de rechtbank waarin de zoektocht naar informatie over mijn speelhallen nader is toegelicht. In de brief beweert het OM dat geen van de in mijn beroepschrift en in mijn pleitnotities als voorbeeld genoemde correspondentie van het OM met derden bij de zoekslag is aangetroffen. Het gaat onder meer om een briefwisseling van het OM en de gemeente Amsterdam uit 2010 over nieuwe vergunningaanvragen voor mijn speelhallen. Die valt zonder meer binnen de reikwijdte van het eerste Wob-verzoek.  

Het OM stelt dat het ‘niet mogelijk is om nader te motiveren waarom deze specifiek door eiser genoemde documenten niet bij de zoekslag zijn aangetroffen nu eiser niet om deze documenten heeft gevraagd – eiser vroeg immers om openbaarmaking van de ‘bijvangst’.

Niet goed gezocht
Nou wordt ie mooi, dacht ik toen ik dat las. Alsof bij het indienen van Wob- en Woo-verzoeken uitsluitend om openbaarmaking wordt gevraagd van informatie waar een verzoeker reeds bekend mee is. Een indiener van een Wob- of Woo-verzoek verlangt doorgaans juist informatie die hij of zij niet kent, en wil kennen.

Natuurlijk is het OM in staat om te na te gaan waarom de door mij aangetoonde correspondentie van en met het OM niet bij de initiële zoekslag is aangetroffen, alleen wenst het OM dat niet te onderzoeken. De documenten ontbreken bij de Wob-stukken omdat blijkbaar niet goed is gezocht. Zo simpel is het.

Waarom ontbreekt correspondentie?
Interessanter is de vraag waarom bijvoorbeeld een briefwisseling tussen het Landelijk Parket en de gemeente Amsterdam uit 2010, waarin een gemeenteambtenaar het OM vraagt om ‘ondersteunende’ informatie aan te leveren om mijn speelhallen op grond van de Wet Bibob te kunnen sluiten, niet door de Wob- en Woo-ambtenaren van het OM is gevonden.

De door de gemeente verlangde ‘bibob-ondersteunende’ informatie is vervolgens in het kader van een project genaamd Emergo, dus buiten de Wet Bibob om, aan de gemeente verstrekt zo is in de reactie van het Landelijk Parket te lezen. Ook die reactie van het Landelijk Parket aan de gemeente is niet aangetroffen bij de zoekslagen.    

Hoe is dat mogelijk? Zijn er van hoger hand soms beperkingen opgelegd bij zoekslagen naar interne en externe correspondentie van het OM over mij en mijn bedrijven na mijn vrijspraak in 2009? Is de als voorbeeld genoemde correspondentie, en zijn mogelijk andere voor het OM en gemeente gevoelige brieven en e-mails op een voor Wob-ambtenaren onvindbare plek opgeslagen of vernietigd? Dat moet haast wel.  

Als correspondentie over mijn speelhallen van OM en de gemeente, waarvan het bestaan 100% vaststaat, niet boven water komt bij een zoekslag naar Wob-stukken, hoe groot is dan de kans dat onbekende interne en externe correspondentie van het OM over mijn speelhallen en panden wordt gevonden?!   

‘Opgeslagen op de H-schijf’
In haar uitspraak van 17 december 2024 schrijft de rechter over de door het OM verrichte zoekslagen:

‘Na de heropening heeft verweerder in haar reactie van 30 september 2024 de zoekslag nader toegelicht. Ten aanzien van deel 1 van verzoek 2 heeft verweerder toegelicht dat dit een zeer eenvoudige zoekslag was. Alle documenten die bij verzoek 1 van 28 september 2021 zijn aangetroffen en die zijn aangemerkt als vallend buiten de reikwijdte van het verzoek, zijn door verweerder bij de behandeling van dat verzoek opgeslagen in een map op een locatie op de H-schijf. De zoekslag betrof dus niet meer dan het inventariseren van deze map. De zoekslag ten aanzien van deel 2 van verzoek 2 is uitgevoerd door een medewerker van het zaaksteam Terrel bij het Landelijk Parket van het OM, die betrokken is geweest bij alle informatie-uitwisselingen over de panden en gokhallen. Deze medewerker is bij alle mailwisselingen betrokken en heeft in eigen e-mailberichten gezocht, waarin de medewerker ofwel opsteller was, ofwel ontvanger, ofwel werd meegenomen in de cc. (…)’  

Medewerker zaaksteam Terrel betrokken bij zoekslag
Dat een medewerker van het ‘Terrel-team’ in het kader van deze procedure een zoekslag heeft uitgevoerd, is opmerkelijk. Uitgerekend iemand die in de positie is om onwelgevallige voor zichzelf en voor superieuren belastende correspondentie van officieren van justitie achter te houden, daar besteden de WOO-ambtenaren een deel van de zoekslag aan uit.

T-137 en R-486
Het zaaksteam Terrel bestaat uit twee rechercheurs, T-137 en R-486, die sinds oktober 2017 in opdracht van het OM jarenlang onderzoek hebben verricht naar mijn gokhallen. Eerst in het kader van het Vandros-onderzoek naar liquidaties waarvoor Willem Holleeder als enige verdachte terecht stond, en vanaf 2020 in het kader van het witwasonderzoek Terrel.     

Vervolging, tenzij…
Op 3 juli 2020 vergezelde het zaaksteam officier van justitie mr. Lars Stempher bij zijn bezoek aan het kantoor van mijn strafrechtadvocaat Han Jahae in coronatijd. Tijdens dat gesprek dreigde de officier met een nieuwe vervolging, tenzij ik als getuige in het hoger beroep van het Vandros-proces een onware verklaring zou afleggen dat ik in 2002 door Willem Holleeder zou zijn gedwongen mijn twee speelhallen en panden op de Wallen van Willem Endstra te kopen. “Een verklaring in uw eigen woorden, wij gaan die verklaring niet voor u dicteren,” zo legde OvJ Stempher desgevraagd uit hoe hij de totstandkoming van zo’n verklaring voor zich zag. Ik moest er zelf een verhaal bij verzinnen op welke wijze ik hiertoe zou zijn gedwongen. Het zaaksteam Terrel – toen nog opererend als zaaksteam Vandros – was daar getuige van, evenals mijn advocaat en ikzelf uiteraard.

Terrel
Nadat ik OvJ Stempher via mijn advocaat had laten weten niet mee te werken aan het meinedige spel dat de officier voor ogen stond, startte Stempher onder de naam Terrel in oktober 2020 de nieuwe strafrechtelijke vervolging waarmee hij in juli 2020 had gedreigd. Op 11 november 2024, bijna vier en een half jaar na het chantagegesprek, strandde de vervolging bij de rechtbank Amsterdam. Die sprak mij vrij van het witwassen van de Wallenpanden. Nadat ik voor de derde keer van deze verdenking was vrijgesproken, ging het OM op 19 november 2024 in beroep.

Vervolging duurt nog altijd voort
De vervolging, als straf voor het niet afleggen van een valse verklaring tegen Willem Holleeder in het Vandros-proces, kreeg zodoende een vervolg en duurt nog altijd voort. Het gerechtshof is het volgende station die zich op enig moment zal gaan uitspreken over het ten laste gelegde ‘witwassen van de Wallenpanden’ waarvan hetzelfde gerechtshof mij al in 2009 heeft vrijgesproken. Daarna buigt wellicht de Hoge Raad zich er nog een keer over, en dan misschien het Europees Hof van Justitie. Er is in elk geval nog een lange weg te gaan als het aan het OM ligt.

‘Rustig afwachten en uitroken’ schreef de contactpersoon van het OM bij de gemeente Amsterdam in 2013 over mijn gesloten speelhallen op de Wallen. ‘Rustig afwachten’, omdat het OM kennelijk toen al snode plannen had om nog van alles tegen mij en mijn hallen te gaan ondernemen.       

Wob- en Woo-verzoeken
Door middel van een Wob-verzoek en daarna een Woo-verzoek, hoopte ik dat redelijk onafhankelijk geachte Wob- en Woo-ambtenaren tussentijds, bij het doorpluizen van mailboxen van het OM, e-mails zouden aantreffen van OvJ Stempher aan het zaaksteam over het chantagegesprek op 3 juli 2020. Bijvoorbeeld een e-mail waarin Stempher de rechercheurs vraagt of ze meegaan waarin de officier ook het doel van het gesprek noemt: een nieuwe Vandros-getuige rekruteren, hem onder druk zetten door te dreigen met vervolging, tenzij…  

‘Zaaksteam Terrel’ helpt met zoeken
Na de heropening van de Woo-zaak schrijft het OM aan de rechtbank dat iemand van het ‘zaaksteam Terrel’ een deel van de zoektocht voor zijn of haar rekening heeft genomen. Uitgerekend een rechercheur die in een nieuw onderzoek naar mijn speelhallen en panden het oude Kolbak-dossier heeft doorgespit en daarin naar eigen zeggen geen bankafschriften met aflossingen en rentebetalingen van mij aan Endstra in 2002 heeft gevonden, afschriften die in het Kolbak-onderzoek tweemaal in beslag zijn genomen en daarna ook nog eens bij de Rabobank zijn opgevraagd en verkregen. En die dan, omdat ie met zijn neus heeft gekeken, in het proces-verbaal van verdenkingen Terrel van 19 oktober 2020 schrijft: ‘Kaatee lost van deze lening niets af aan Endstra.’   

Discussie tijdens verhoor
Tijdens mijn derde verhoor als verdachte op het hoofdbureau op 10 maart 2021, toen officier van justitie Lars Stempher nog op de zaak zat, ontstond met het ‘zaaksteam’ de volgende discussie over de bankafschriften met de aflossingen en rentebetalingen aan Endstra:

Zaaksteam Terrel: “En als we het nu zo aan u vragen, wat heeft u dan aan Endstra afgelost vanaf september 2002 en wat heeft u dan aan Paarlberg afgelost, als u dat zo kunt vertellen?”

Kaatee: “Wat conform de notariële akten moet worden afgelost heb ik afgelost. Er staat in een hypotheekakte en in een leningsakte een aflossingsverplichting en renteverplichtingen en wanneer die betaald moeten worden, en daar heb ik me aan gehouden.”

Zaaksteam: “Die hebben we gelezen, maar heeft u ook bankafschriften met die betalingen dat…, hoe ze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden? En zou u dan die ook…”

Kaatee: “Die bankafschriften zijn al twee keer in beslag genomen door collega’s van jullie en die zijn ook, die betalingen zijn ook bij de Rabobank opgevraagd. Die hebben jullie drie keer gehad.”

Zaaksteam: “Fijn, als u ze, als u ze wilt…”

Kaatee: “Voor de vierde keer? Zeker.”

Zaaksteam: “Ja.”

Advocaat mr. Han Jahae: “Maar mag ik toch iets vragen. Het verbaast me eigenlijk. Ik denk, ik leg het toch op tafel. Ik zat er vorige keer al mee, nu ook. Jullie hebben die stukken allemaal. Waarom zit dat nou niet in het verbaal? Waarom?”

Kaatee: “Ja.”

Advocaat: “Vragen jullie iedere keer. Het is nou niet één of twee keer.”

Kaatee: “Naar de bekende weg.”

Advocaat: “Maar de hele verdenking. Dit is allemaal een herhaling van zetten. Dit is allemaal al verklaard. De stukken zijn er allemaal. Jullie selecteren echt alleen maar de stukken die in het straatje te pas komen, andere niet. Ik vind dat een bijzondere gang van zaken. Zit daar nou een tactiek achter, of…?”   

Zaaksteam: “Hoe…”

Advocaat: “Hebben jullie gewoon slordig gedaan. Of hoe kan dat nou?”

Zaaksteam: “We hebben het niet slordig gedaan. We hebben opgemerkt…”

Advocaat: “Er zit ontzettend veel werk in, dat zie ik wel.”

Zaaksteam: “Ja.”

Advocaat: “Maar je doet een heleboel wat je weet, waar je over beschikt, neem je niet mee.”

Zaaksteam: “Goed.”

Advocaat: “En je creëert dan een beeld wat natuurlijk niet juist is. Dus, waarom doe je dat?”

Zaaksteam: “Daarom zitten we hier. Om het aan u voor te houden. U mag daarop reageren. Wij wachten….”

Advocaat: “Maar dit is de derde keer nu, hè!?”

Zaaksteam: “Wij wachten op uw reactie, dat hebben we vorige keer ook gezegd, en u kunt dat in uw schriftelijke stuk meenemen en dan kunnen we daarnaar kijken.”

Advocaat: “Maar mijn vraag is, en die wordt hier niet mee beantwoord. Waarom hebben jullie deze stukken niet meegenomen in jullie proces-verbaal? Je hebt ze al.”

Kaatee: “Kennen jullie die stukken niet? Dat kan ook.”

Advocaat: “Kennen jullie ze niet, of neem je ze bewust niet mee?”

Zaaksteam: “Wij, wij hebben de bankafschriften waarop de betalingen staan niet gevonden.”

Advocaat: “Niet gezien.”

Zaaksteam: “Niet gezien, niet gevonden.”

Advocaat: “Oké. Nee, goed, dat is dan een verklaring waarom ze er niet in zitten.”

Om dan jaren later in een brief van het OM aan de rechtbank te lezen dat uitgerekend het zaaksteam Terrel bij het zoeken naar Woo-informatie is betrokken, een zaaksteam dat niks ziet, niks vindt, behalve wat het wil zien en wil vinden.  







 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.